woensdag 17 december 2008

The Killers richt zicht met derde album op stadions

Album Recensie- Day & Age van The Killers

Is het alweer vier jaar geleden? Ja, toch. Vier jaar terug konden we dat klein, rond dingetje kopen, het in de cd-speler stoppen, en genieten van wat nog steeds standhoudt als één van de beste albums van dit decennium. Het begon met een donker verhaal, gevolgd door een disco hit over jaloezie en de kracht van imagination. ‘Somebody Told Me’ gaf iedereen een reden compleet los te gaan op een refrein dat nog rivaliseert met Blurs ‘Boys & Girls’ qua gender en sex. De sexuele ambiguïteit van ‘Andy, You’re a Star’ was fantastisch, een track die zich onderscheidt door die gitaar riff aan het begin. ‘All These Things That I’ve Done’ was de festival hit, terwijl de underground disco’s nog maar eens uit hun dak gingen op het donkere ‘Midnight Show’, onderdeel van de door de band gedoopte “murder trilogy”. Met dit album, Hot Fuss, stormde The Killers de muziekscene op. Nu komen ze met hun derde album, dat in geen mogelijkheid lijkt op het eerste album. Stadionpop is het geworden.

Stadionpop, per definitie haast, is minder dan indie-pop, of underground pop, of welke misplaatste term je ook wilt los laten. Het mist namelijk “the edge”, dat beetje ballen. De ideeën vaak ook, en, zoals de Amerikanen zeggen, “heart”. Als je het debuutalbum van The Killers naast dit album legt, dan merk je meteen het verschil. De nummers op het derde album, Day & Age, zijn makkelijk luisterbaar. Te makkelijk luisterbaar misschien wel om echt impact te maken. De synthesizer maakt wel zijn terugkeer naar een overgrote absentie op het album Sam’s Town, maar de lijntjes die op Day & Age worden gespeeld lijken niet op die vurige, uit-je-dak-gaan nummers van Hot Fuss. Het is iets waarop ik mijn moeder nog wel zie dansen. Skyradio zal The Killers vast gaan draaien, het misstaat niet tussen die programmering.

Maar je mag toch wel blij zijn dat, als je in de auto met je ouders zit en per compromis een mainstream radio zender moet luisteren, The Killers dan wordt gedraaid. Want qua stadionpop is dit nog altijd beter dan het meeste wat je er zult vinden. Ook al zijn de snelste nummers op dit album niet de underground disco hits van Hot Fuss, je kan er nog wel op bewegen en ze zijn goed luisterbaar. ‘Human’ en ‘Spaceman’ vormen een mid-tempo synth duo aan het begin van het album dat, as far as stadiumpop goes, een verademing is. Het album heeft ook meer ideeën dan het gemiddelde album. Kijk naar de Afrikaanse invloeden op bepaalde nummers, die best funk hebben. ‘Joyride’ is een lekker, funky nummer bijvoorbeeld. Bij ‘This Is Your Life’ gaat het misschien een beetje overboord, beginnend met een soort Lion King-achtige zang.

Ondanks dat dit album goed luisterbaar is en voor een bona fide pop album nog aardig wat ideeën waarborgt, nog maar te zwijgen over het inspiratie halen uit bijvoorbeeld Hunter S. Thompson, is het vooral af en toe frustrerend. Het beste moment komt wellicht op ‘Neon Tiger’, dat een geweldige opbouw heeft. Van wat rustiger gaat het steeds sneller, alsof er echt een dier wordt losgelaten. Helaas gaat het dan net niet all-out, waardoor het net die grote klap mist wat het wel in zich had. Als je naar het thema kijkt van bijvoorbeeld het eerste nummer, ‘Losing Touch’, zie je daar ook weer de vertwijfeling en jaloezie de kop op steken die je op het eerste album ook zag. “You go run and tell your friends I’m losing touch/ Fill their heads with rumors of impending doom/ it must be true,” concludeert Flowers triestig als aanklacht tegen de goedgelovigheid en de weinige individualiteit. Maar die vertwijfeling slaat nooit over in de echte desperaatheid of manie dat op het eerste album wel de kop op steekt.

Een nummer wat wel werkt is ‘The World We Live In’, waar de albumtitel in voorkomt. De melancholie wordt hier niet overrompelt door de pop arrangements, en je voelt hier, zeker in het begin, wel de echte twijfel in het hart. “Well maybe I was mistaken, I heard a rumour that you quit this day and age,” haalt Flowers aan, om vervolgens eraan toe te voegen: “Well maybe I was mistaken.” Regel van de wereld is dat als je zoiets zowel voor en achter het gerucht zegt, dat je eigenlijk niet denkt dat je het fout hebt. Die drie zinnetjes vormen het hart van het album.

Dit is een album dat voor een stadionpop album nog aardig wat ideeën en leukheden heeft. De nummers zijn goed luisterbaar, je kan er af en toe aardig op meedansen (met je familie), en soms sprankelt er iets heel moois. Maar het album is te steriel, het mist teveel gevoel, en het mist vergeleken met het eerste album ook teveel thema’s. Sexuele ambiguïteit, jaloezie, het androgyne, het lef, het donkere tintje: het schittert door afwezigheid en maakt plaats voor pop sensibiliteit. Dat kan, en ze doen het netjes, en ze maken de stap beter dan Kings of Leon dit jaar deden met een ideeloos album, maar het haalt wel de scherpheid van de band grotendeels weg. Goed luisterbaar, maar het is uiteindelijk wel te steriel en heeft te weinig gevoel in zich, waardoor het album leuk is om even op te hebben, maar je niet zal raken of je uit je dak zal doen laten gaan.

60/100

Geen opmerkingen: