Terwijl een aantal verdwaalde Chaka Khan fans de kleine zaal doorstruinen prepareren de heren van de Canadese band Islands zich voor hun optreden, dat bijna een half uur later begint dan de aangekondigde tijd. De band heeft ondertussen twee albums uitgebracht, meest recentelijk vorig jaar het album Arm’s Ways. Dat album werd gemixt ontvangen. Hoewel overwegend positief liepen de cijfers uiteen van in de zes (Pitchfork) tot in de negen (Drowned in Sound). Dat album kwam ergens in de zomer vorig jaar uit, en hoewel die zomer lang weg is en plaats heeft gemaakt al enige tijd voor vrieskou en sneeuw, kwam Islands met dit album een optreden geven in de kleine zaal van het Amsterdamse poppodia.
Een kleine blik door de zaal verraadt eigenlijk al wat er gaat komen. De zaal is een mooie afspiegeling van wat er op het podium zal gaan gebeuren. Je hebt een groep wat oudere mensen die voor het optreden rustig dicht bij de bar aan het praten zijn, terwijl aan de voorkant van de zaal je de jongens hebt met wat langer haar of een lichte krullenbos die altijd aanwezig zijn bij alles van enige kwaliteit. Iets daarachter hebben we de kunstacademie studenten die, bij gebrek aan een Guggenheim met electrofeesten, hier maar neerstrijken. De minderjarige meisjes die gewoon een leuk avondje uit willen hebben zijn al dansend sfeer makend.
Nee, dan het podium. De zanger lijkt zo in te kunnen passen bij een quasi hippe indie jongensgroep a la The Kooks. Zwart vestje, wit shirt met bloedvlekken-maar-eigenlijk-is-het-ranja, strakke broek, puntige, zwarte boots. Daarnaast staat de gitarist, die al zijn hele leven understudy is voor Oasis en Kasabian. De violinist/keyboard speler is een Aziatische man, nette blouse, bril, en lijkt hierna nog een optreden te hebben met het filharmonisch orkest. De drummer ziet eruit als de trouwe hond met de rustige attitude, terwijl de bassist zich verschuilt achter de gitarist en zanger alsof hij vooral niet wil opvallen. Daarbij komt nog dat één van de Chow broertjes een soort onzichtbaarheids elixer heeft genomen om het allemaal nog wat extra kleur te geven. In normale taal, hij was afwezig.
Hoewel dit allemaal visueel is en gebaseerd op wat stereotyperingen en karikaturen, komt het ook wel degelijk terug in het geluid wat voortvloeit uit de band. Islands is namelijk niet bang om een nummer op één manier te beginnen, om vervolgens het te laten overvloeien in wat andere stijlen. Hierdoor blijft het uitdagend, de variatie zowel qua nummers als in de nummers zelf zorgt voor een goede mix. Hoewel soms de band net iets doet wat je leuk vindt, om er vervolgens voor je gevoel net even te snel weer van af te stappen. Je hoeft natuurlijk niet altijd te veranderen gewoon om te veranderen, en als de heren iets goeds te pakken hebben zou het misschien leuk zijn als ze dit net even wat verder uitvoeren.
Echter, de grootste kwaliteit is toch de constante stroom van veranderingen. Van gitaar solo’s die dicht bij rock zitten tot meer melodieuze affaires: de band brengt het allemaal de zaal in. De aanwezige Chow speelt zowel viool als keyboard, beide instrumenten natuurlijk voor een hele andere sound zorgend. Daarbij pakt de gitarist soms ook nog even de saxofoon, en weet de zanger zich soms met drumstokjes of een gitaar in zijn handen. Om het plaatje helemaal af te maken doet Nicholas Thorburn aan het begin van de encore ook nog een The Smiths cover, namelijk ‘I Won’t Share You’, wat de afsluiter is van het laatste album van de Britse band.
De band begon met een aantal catchy nummers, die ze misschien beter een beetje hadden kunnen verspreiden. Want hoewel de band dus wel wat dansbare nummers heeft, is niet alles even gemakkelijk om op te bewegen. Het resultaat is dat het publiek af en toe een beetje inzakt, waarop Thorburn vraagt of we net naar een begrafenis zijn geweest, om via die route het volgende nummer te introduceren. Het was een goed optreden, maar het was niet overdonderend. Wat de band wel heeft laten zien is dat ze goede musici zijn die een nummer op natuurlijke wijze van de ene plaats naar de andere kunnen brengen, waardoor eentonigheid niet op de loer ligt. Het constante mixen van stijlen en nummers zorgt voor kwaliteit en oplettendheid. Het dak ging er misschien niet vanaf, maar het bewijst wel dat de band ook live uiterst muzikaal is. En dat Thorburn een fan is van Khan, waar hij nog best naar uit leek te kijken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten