maandag 19 juli 2010

De Affaire schippert tussen verveling en vertier in het weekend

Live recensie - za & zo De Affaire, 2010
o.a. The Hundred in the Hands, King Khan and the Shrines, Los Campesinos!, Tokyo Police Club, Oh No On, e.a.

You gotta love De Affaire, zeker als Nijmegenaar. Want dan is het ook nog eens om de hoek. Verder is het gratis, kent het een geweldig aantal bands verspreidt over zeven dagen, en kent de line-up ook nog eens genoeg variatie zodat iedereen gedurende de week wel ergens aan bod komt. En you gotta love them for trying. Veel medewerkers lopen continu af en aan, overal standjes waar je van alles kunt halen, en dan ook nog de vage posters die waarschijnlijk een hint geven over een heuse mystery guest op donderdag (die onze razende reporter Linda denkt ontcijfert te hebben, maar dat terzijde). Je moet ook iets doen om mensen van Cut Copy weg te houden natuurlijk.

Waar het in heel Nijmegen krioelt van de mensen is het Valkhof park, waar het festival wordt gehouden, toch een beetje de oase voor hen die wat minder op hebben met de mainstream. En al die subculturen komen hier dan ook vrolijk bij elkaar waardoor het een mix wordt van metal, hipsters, gays, en families die zichzelf modelleren naar de Tofu’s. En ook gewoon muziekliefhebbers, want bands spelen er genoeg. Zo kent de zondag zelfs een heus middagprogramma in het zonnetje.

De eerste band die wij op het festival zien is Oh No Ono, een quintet, ehrm quartet, ehrm trio? Er lijken mensen te missen. Op zondag zien we op hetzelfde podium Tokyo Police Club, een kwartet dat net als de Denen een soort van rammelige indie-pop maakt. Tokyo Police Club wat charmanter en gemakkelijker op het oor, de Denen van Oh No Ono zijn wat meer weird met de breaks, de rare lijntjes, en de aparte stemmen. De laatste jaren is mijn interesse in dit soort pop-rock toch enigszins afgenomen, dus persoonlijk hoop ik op iets wat mij echt in de optredens trekt. Maar het spettert niet genoeg daarvoor. Oh No Ono bewijst zichzelf hier geen dienst om een optreden neer te zetten dat -- zo fluisteren mensen mij die de band al eerder hebben gezien -- beneden het normale niveau ligt. Misschien ingegeven door het vermindert aantal muzikanten op het podium. En hoewel er vooraan mensen bij Tokyo Police Club uit hun dak gaan, zeker bij ‘Elephant Shell’, klinkt het voor mij als middle-of-the-road-nothing-special indie-pop. Hoewel ik wel moet zeggen dat ik de nieuwe single 'Breakneck Speed' live aangenamer vind dan toen ik voor het eerst de clip zag. Het is charmant, en de heren doen hun best en staan er met goede zin, maar het is voor mij iets te flets. Hou je van leuke, charmante indie pop dat gebracht wordt door clean cut, likeable guys met goede zin dan heb je het misschien beter naar je zin gehad dan ik bij deze twee optredens.

Het mooie aan een gevarieerd programma is dat er altijd dingen zijn die je beter liggen (of in dit geval, die mij beter liggen). Of minder. En je hoeft ook niet alles perfect vooraan te zien want over een uurtje komt er weer een band. Zo horen we Ben Howard alleen, en we debatteren nu nog of dat niet gewoon David Gray is onder een alias, want stemmen kunnen nauwelijks meer op elkaar lijken. Mayer Hawthorne ditto, maar als de man zijn eerste “everybody scream” eruit gooit denk ik, ik heb een week geleden Stevie Wonder gezien, als ik hier blijf staan is dat goed voor niemand (Wonder = God). Ook The Antlers volgen we van een afstand, en als de keuze komt om dichterbij te gaan staan of te gaan socializen kiezen we voor het laatste. Het klinkt vrij aardig en hij heeft een mooie stem, maar het klinkt wederom niet speciaal. Aan het grote publiek te zien betovert de mooie stem en de muziek gelukkig genoeg andere mensen.

Bij Los Campesinos! hebben we dit probleem niet, want de carrière van de band hebben we vanaf de starting EP al op de voet gevolgd. En het doet me deugd om te zien dat tijdens dit optreden eigenlijk de twee beste momenten komen van enerzijds die EP (‘You! Me! Dancing!’) en anderzijds van het laatste album van de band (‘The Sea is a Good Place to Think of the Future’). En eigenlijk hoort daar ook nog afsluiter ‘Sweet Dreams, Sweet Cheeks’ bij. Dat nummer en ‘You! Me! Dancing!’ vormen wat mij betreft de reden waarom wij hier de band ooit hebben geïnterviewd: het is vrolijk, pop, onschuldig, maar terwijl er gedanst wordt ligt er toch een serieusheid onder. Een combinatie waar de band wat vanaf is gegaan met recenter materiaal, waar het manische nog wel aanwezig is, maar de vrolijkheid enigszins heeft afgedaan.

Daarentegen, als ze compleet doom and gloom gaan met het “rustige” nummer ‘The Sea is a Good Place to Think of the Future’ dan komt dat zeker live toch vrij imposant over. Alle instrumenten bouwen een mooie sfeer en als Gareth van rustig zingen/praten naar zijn trademark schreeuwen gaat dan lijkt dat te kloppen met hetgeen wat de muziek in de achtergrond heeft opgebouwd. Het gaat dan van loos geschreeuw naar een logische climax. De band is echter wel een echte energie band, en in een kleine zaal kunnen ze het momentum van de fans in hun eigen show steken. Echter, bij een groot podium op een festival waar mensen niet louter komen voor de band (of überhaupt muziek) is dit toch wat minder. Wat van één kant jammer is, maar ook logisch, en de band gaat er gelukkig ook niet geheel aan ten onder.

Oh de berg. De berg in de Tour. En The Middle East. Ze vallen samen. Verdorie. The Middle East maakt gelaagde, melodieuze muziek. Als ze aankondigen dat ze een nummer gaan zingen over iemand die terugkomt uit de Vietnam oorlog denk ik, he verdorie, hebben we dat nu echt niet al gehad dat onderwerp? Maar muzikaal wordt dat toch wel zo goed gebracht dat ik dat even vergeet. No small feat. Ook komt er een heus spoken word nummer langs, en I love spoken word! Het is niet het beste in dat subgenre ooit gemaakt, maar het zorgt wel voor variatie. Iets wat je ook in de band ziet, want het is me wel een apart collectief. En een collectief dat met veel instrumenten over het algemeen mooie muziek maakt. Maar als Gesink voor de derde maal terugkomt en Menchov wegrijdt terwijl Schleck en Contador bezig zijn met een sur place, tja, dan gaat de aandacht toch even daarnaar uit. Another time, another place, maar helaas, de band gaat terug naar Australië na vijf maanden touren.

Health dreigt al van tevoren door de geluidsbarrière heen te gaan, maar de organisatie is net terug van een boete, dus ze draaien het geluid wat zachter (wat ze bij sommige concerten op de main stage ook wel hadden mogen doen, want jeetje). Het maakt niets uit, want Health is nu eenmaal de oerband live. Hypnotisch, escapistisch, maar tegelijk noisy. En als je dan een lang harige Aziaat in het centrum van de band zet die nog enigszins elegant met zijn bewegingen heel het podium bestrijkt heb je nog een imposant kijkspektakel ook. Op sommige nummers kan je echt losgaan, andere nummers laten je meer wegdromen, maar alles steekt uitermate goed in elkaar muzikaal gezien. Het is wel noise, maar dan niet een bal ruis, mocht je daar bang voor zijn. Het is zorgvuldig gecreëerde en gelaagde muziek, en dan kan je er nog op uit je plaat gaan ook. Of stilletjes naar je schoenen staren terwijl je het in je opneemt en met je hoofd beweegt op de uitvallen. Het is zo goed dat je er in feite alles op kan doen.

Toch gaan we daar een paar minuten eerder weg, want waar we Health al gezien hebben is het duo The Hundred in the Hands vers van de pers en heeft het volgens mij nog nooit in Nederland opgetreden. In de kleine Barbarossa Ruïne begint de band met de nieuwe single ‘Tom Tom’, en dit klinkt verschrikkelijk! Het geluid is het kwadraat van kut. Een snel bezoek van een technicus op het podium verhelpt het echter, en dan kan het tweetal beginnen aan hun verovering. Want als het geluid goed staat wordt opeens duidelijk waarom de band een contract heeft getekend bij label Warp en ties heeft met DFA. Het is dansbaar, catchy, soms wat meer rock door de gitaar, soms nou juist meer dromerig. Waar de band erg goed in is, is het afwisselen van het tempo gedurende nummers. Kleine verschillen waar tijdens één nummer je dus een paar keer het idee krijgt alsof ze er een tandje bijgooien, waardoor je natuurlijk ook net iets harder kan gaan dansen en partyen. De band eindigt met ‘Dressed in Dresden’, waar de mannelijke helft echt een mega scheut gitaar in gooit (hoewel ik ‘Undressed in Dresden’, de Jacques Renault mix net prefereer, but oh well). Het duo maakt echt een case voor zichzelf door in een half uur een aantal catchy en gevarieerde nummers ten gehore te brengen. Loved ‘Building in L.O.V.E.’, en dat nummer waar ze de wereld om gingen of iets dergelijks, maar welke ik niet ken, maar wat wel insanely cathcy is. Een kwartiertje langer had gemogen, maar nu laten ze in ieder geval mij achter wanting more.

Niemand die dat gevoel bij de compleet maffe King Khan en zijn minstens net zo’n maffe Shrines zal hebben, want zij geven alles al. En ze laten dat nog op de meest letterlijke manier zien ook! Old school funk en rock & roll geven de heren weg op de meest entertainende wijze. Het devies is dan ook, feesten, want niemand die zich hier al te serieus neemt. Het is geen wonder dat King Khan aangeeft dat de freaks eraan komen, want dat geeft het toch wel weer. Compleet bonkers, met een James Brown cape en de bijbehorende schreeuwen tijdens de nummers. En met een lach, want iedereen heeft het op het podium wel naar zijn zin. Alles wordt gevolgd door een lach, en dat geeft de sfeer van het concert ook wel weer. "I want to be a girl" wordt er rockend gezongen, waarna twee mannen met tamboerijn het publiek induiken. Eentje daarvan staat vervolgens op een verhoging op het podium, met zijn broek naar beneden en zijn tail between his legs. I want to be a girl indeed. Lets rock out and freak out dus, en we hebben nog een paar dagen te gaan. Oi, wat daar dan wel niet allemaal in kan gebeuren.

Geen opmerkingen: