donderdag 2 april 2009

Interview met The Invisible

Interview met The Invisible, 2 april

Amy Winehouse, Foals, Róisín Murphy, Matthew Herbert, Polar Bear, Jade Fox, Ladyhawke, Acoustic Ladyland: het zijn allemaal namen die in connectie staan met de heren Dave Okumu, Tom Herbert, en Leo Taylor. Apart zijn ze in de jazzwereld getrainde muzikanten die hun sporen hebben verdiend met het spelen in verschillende bands en met een aantal grote artiesten. Met z’n drietjes samen vormen ze de band The Invisible, onder welke noemer ze op tien april op het festival Motel Mozaique zullen staan. Een band die met hun debuutalbum positieve recensies heeft vergaard. De heren worden niet alleen gekenmerkt door hun muzikale kennis, maar tot voor kort ook omdat ze allen enigszins op de achtergrond opereerden. Dus toen we Dave en Tom wat vragen mochten stellen, was de eerste vraag of ze elkaar en Leo even in vijf woorden konden introduceren.

Dave: Tom is de meester in woordgrapjes / baardkracht, en Leo is: het gras is groener/ grapefruitzuur. Als ik ze allebei in dezelfde vijf woorden zou moeten omschrijven dan zouden deze zijn: belachelijk getalenteerd, mooi, grappig, inspirerend.

Tom: (over Dave) Kinderachtig, irritant, geobsedeerd met zichzelf, humorloos, banaal.

Dit trio dus, de meester van de baardkracht, de grapefruitzure Leo, en de banale Dave, maakt muziek met een mix van experiment, ziel, en enige intellectualiteit. Ze worden vergeleken met TV on the Radio, en ze hebben wel wat van de serieuze en experimentele indie bands uit de New York-scene weg. De spirit van de jazz en het muzikale vakmanschap dat je alleen krijgt door veel te spelen sijpelt door het debuutalbum (“The Invisible”) heen. Een ander belangrijk aspect is, volgens de band, jezelf zijn en open staan om geïnspireerd te worden. En inspiratie komt natuurlijk altijd, altijd als je heel veel naar Prince luistert.

IKRS: Ik heb jullie de loftrompet horen afsteken over Prince. Misschien is hij bij de meer jeugdige generatie enigszins verloren gegaan, wat zou je zeggen om iedereen weer een megafan te maken?

Dave: Ben niet bang voor de grootsheid!

Tom: Wat ik vaak zie is dat de meeste mensen of van Prince houden, of hem haten. Maar als ik een startpunt moet aanraden voor een Purple maagd, dan zou het “Sign Of The Times” zijn (het album of de film) en Purple Rain (waarschijnlijk alleen het album- de film is niet echt geweldig, tenzij je al hebt besloten dat je Prince gaaf vindt, in welk geval de film zeer fijn is. Eentje om te bewaren). Allebei deze albums dragen in zich alles wat ik geweldig vind aan Prince. Hij is ontzettend dirty en provocatief, en toch gevoelig, eerlijk, en emotioneel. Hij rockt, maar is altijd belachelijk funky. Hij speelt met de noties van zijn seksualiteit en sekse, maar blijft altijd ontzettend zeker over beiden. En de tunes en opbouw zijn altijd geweldig. Hij doet van alles op de albums, maar beiden klinken mij nog steeds nieuw en fris in de oren. Je kan de hele geschiedenis van de popmuziek erin terug horen. Hij is als Little Richard, Hendrix, Sly Stone, en Duke Ellington, en dan in één mannetje gerold. Ik weet niet of het overkomt, maar ik vind hem best goed.

IKRS: Een steeds terugkerend woord in jullie interviews is “openheid” en het openstaan voor alles. Wat betekent dat voor jullie?

Dave: In mijn mening, het houden van openheid is de crux tot het leven in een manier die je voldoening geeft, of dat nou qua creativiteit is of op andere vlakken. Om open te staan voor alles heb je durf nodig en je moet erin geloven. Je moet je er op voorbereiden dat je kwetsbaar bent, maar daardoor krijg je de mogelijkheid om met anderen en jezelf echt een band te leggen. Zo ben je eerder geneigd je te ontwikkelen en geïnspireerd te raken terwijl je door het leven gaat, in plaats van jezelf te isoleren en je af te wenden omdat je gedreven wordt door angst. Als ik me open voel, dan voel ik me vrij, en dat is een gevoel dat ik zeer koester.


Tom: Voor mij betekent openheid dat je jezelf niet laat stoppen door, of dat je jezelf niet limiteert tot, hetgeen je al weet. Dat je open staat voor nieuwe mogelijkheden en niet bang bent voor dat wat onbekend of anders is. Het betekent dat je zal blijven leren en jezelf zal blijven ontwikkelen, inspiratie vindend in allerlei plaatsen.

IKRS: Als je zo open staat voor alles wordt je ongetwijfeld ook beïnvloed door niet-muzikale dingen. Wat zijn een paar van die inspiratiebronnen, en hoe komt het terug in de muziek?

Dave: Ik denk dat ik door zoveel dingen naast muziek word beïnvloed dat ik niet eens weet waar ik moet beginnen. Alles wat je inspireert heeft invloed op je creativiteit. Ik denk dat het altijd doorsijpelt op de een of andere manier. The Wire (Brits muziekmagazine) is een recente bron van inspiratie. Ik vind het zeer bewonderenswaardig hoe de schrijvers vasthouden aan authenticiteit en dat koesteren. Ik houd van de diepte waarmee ze alles karakteriseren en de manier waarop zoveel vertrouwen wordt gelegd in het publiek en hun kunnen om in verhalen op te gaan die anders nooit verteld worden in de context van entertainment.

Ik heb ook recentelijk “The Wind-Up Bird Chronicle” gelezen van Haruki Murakami. Het is een boek dat op zoveel verschillende niveaus tegelijk lijkt te werken, soms zo ontzettend mondain en toch zo surrealistisch, en zeer filosofisch maar ook historisch informatief. Ik houd ook van de schilderijen van een vriend van mij, Charlie Mackesy. Ik waardeer elke vorm van expressie die de volledige menselijke ervaring lijkt te omvatten, zowel licht als donker. Hopelijk komen de eigenschappen die wij in die dingen zien ook terug in de muziek die wij maken. In de woorden van Charlie Kaufman bij monde van het personage van Nicholas Cage in de film “Adaptation”: “You are what you love.”


Tom: Ik word heel enthousiast van, en raak geïnspireerd door, visuele kunst, vooral grafisch ontwerpen en stripboeken. Ik denk dat je parallellen kunt trekken met muziek in zoverre dat je in beide gevallen ook te maken hebt met vorm en het in elkaar zetten van inhoud om een idee of meerdere ideeën tot leven te kunnen wekken, die één of andere emotionele of intellectuele respons oproept in de persoon die het ondervindt. Ik denk dat visuele kunst een ander aspect van mijn creativiteit inspireert dan muziek, maar beiden staan zeer dicht bij elkaar. Ik denk vaak over muziek op een visuele manier, bijvoorbeeld in termen van structuur en textuur, licht en schaduw. En verschillende geluiden roepen bij mij een bepaald gevoel of een bepaalde kleur op.

Ik denk ook dat er parallellen zijn tussen stripboeken en popmuziek in zoverre dat beiden een canvas bieden aan de artiest om zeer creatief maar ook zeer diep te zijn in een genre dat vaak gezien wordt als iets niet erg ontwikkeld, als iets wat geen echte kunst is. Maar allebei deze vormen kunnen werken voortbrengen die soms meer over onze cultuur en de huidige zeitgeist zeggen, en in een meer directe en toegankelijke manier, dan wat traditioneel wordt gezien als “high art”. Plus ik vind het gewoon leuk om naar mooie kleurtjes en grappige plaatjes te kijken.

De band bracht een aantal weken terug hun debuutalbum uit, dat “The Invisible” heet. Dit werd geproduceerd door Matthew Herbert, platenbaas, artiest, producer, en van alles. Herbert vindt altijd wel iets om de sound te krijgen die hij voor ogen heeft. Zo moest de band een krakende deur open en dicht doen, en heeft drummer Leo Taylor in een luchtballon en onder water moeten drummen.

IKRS: Hoe ziet een dag in het leven van een Matthew Herbert-studio eruit?

Dave: De ervaring van het zijn in een studio van Matthew Herbert kan je omschrijven met enkele van de karakteristieken die ik bij de vraag over openheid heb genoemd. De eerste keer dat ik met hem in de studio zat (voor zijn album “Scale”), toen was ik verbaasd over hoe positief en hoe vol vertrouwen hij is in de studio. Het zorgt voor een geweldige atmosfeer. Er is een sterke werkethiek die heel bevredigend is, een gevoel van avontuur en van eindeloze mogelijkheden. Er is altijd een gezonde dosis plezier. Grenzen worden behandeld als creatieve uitdagingen, en technologie wordt gepromoveerd tot een verlengde van je fantasie.

De band staat aan de vooravond van een Europese tour. Ze zullen onder andere het Rotterdamse festival Motel Mozaique aandoen, waar ze om half twaalf in de kleine zaal van Watt zullen spelen.

IKRS: Vinden jullie het leuk om rond te touren? Matt Berninger zei ooit dat volwassenen eigenlijk niet in bussen horen te leven.

Dave: Ik heb een haat-liefde-verhouding met touren. Ik zou het niet de hele tijd kunnen doen, maar na een tijdje, moet ik eerlijk bekennen, begin ik het een beetje te missen. Het is fijn als het opgedeeld is in humane stukken. En ik voel me zeer bevoorrecht en opgeladen door het vooruitzicht om onze eigen muziek te kunnen spelen voor publiek over de hele wereld. Hoewel ik het ermee eens ben dat bussen niet gemaakt zijn om in te leven, raak ik altijd verwonderd door de capaciteit van de mens om zichzelf aan te passen! Het belangrijkste ding voor mij is er zeker van te zijn dat je muziek aan het spelen bent waarvan je houdt met mensen waarvan je houdt, en dat je goed eet en een beetje beweegt. En je moet weten wat je grenzen zijn.

Tom: Touren heeft zijn mooie en mindere kanten. Minder is bijvoorbeeld dat je weg bent van de mensen die belangrijk voor je zijn voor langere periodes, en de omstandigheden waarin je tourt kunnen veel van je vergen. Als je er soms naar kijkt dan lijkt het zo belachelijk bizar om zoveel tijd en moeite aan iets te spenderen wat vaak maar een optreden van een half uur is. Soms zelfs minder. Maar het optreden zelf, dat maakt het vaak goed. En zo niet dan moet je jezelf misschien gaan afvragen waarom je zoveel van jouw en andermans tijd weggooit met dat touren. Of het verdienen van veel geld. Voor mij persoonlijk, mijn plezier komt uit de luxe hebben om je muziek te horen veranderen en ontwikkelen nacht na nacht. Touren maakt dat mogelijk. Hopelijk zijn de omstandigheden waarin we touren niet zo slecht en vermoeiend dat elke creatieve impuls als sneeuw voor de zon verdwijnt.

IKRS: Jullie staan op het Motel Mozaique-festival in Rotterdam. Help ons nerdjes eens uit de brand en vertel ons welke route we door het festival zouden moeten volgen!

Dave: Ik ken maar een handjevol van de bands, dus mijn instinct zegt me om de artiesten te zien die ik nog niet ken. Ik denk dat ik een soort hagelschot plan zou maken en zoveel mogelijk zou proberen te zien terwijl ik open blijf staan voor de mogelijkheid om totaal gepakt te worden bij alles op elk moment. Ik moet zeggen dat de meeste bands al tot mijn verbeelding spreken met hun namen alleen. Ik heb gefaald in het antwoorden van deze vraag, maar dat accepteer ik.

Tom: Ik zou beginnen met het kiezen van het zien van ons uiteraard, en dan maar kijken wat er nog bij past. Ik ken eigenlijk niet echt veel van de andere bands, dus misschien is het een idee om bands te kiezen van wie je de namen wel leuk vindt. Ik weet niets van paardenraces, maar dat is de techniek die ik altijd gebruik wanneer ik wed. Misschien is dat niet zo’n heel goed idee trouwens, ik heb eigenlijk nooit echt iets gewonnen.

IKRS: Ik heb gelezen dat Dave heeft gezegd dat nummers nooit af zijn en dat er altijd beweging in zit. Met dat in gedachten zouden remixes een punt van inspiratie kunnen zijn daarvoor. Als je iemand mocht kiezen, wie denk je dat een inspirerende remix zou afleveren?

Dave: Wij zijn geprezen met enkele geweldige remixes tot op heden, en deze hebben zeker hun bijdrage gehad aan de ontwikkeling en het leven van onze nummers. Het is altijd zeer spannend om te horen hoe andere mensen jouw ideeën herinterpreteren. Ik denk dat het zeer interessant zou zijn om te zien wat James Murphy of Brian Eno of Johnny Greenwood zouden doen met een remix, om er maar een paar te noemen.

Tom: Ik zou het geweldig hebben gevonden als J Dilla ooit een remix voor ons had gedaan. Dat zou fantastisch zijn geweest. Zijn dood was echt een tragedie. (J Dilla, James Dewitt Yancey, was een Amerikaanse hiphopproducer die gezien wordt als één van de invloedrijkste in die scene. Als je nu een tragische hiphop dood verwacht dan heb je het mis, hij stierf aan de bloedziekte TTP op 32-jarige leeftijd- ed).

Het debuutalbum van The Invisible heeft zeer positieve recensies gekregen van ondermeer de BBC, The Quietus, Clash, Mojo, en Time Out. En ook van ons, want wij zijn al een tijdje bezig ze te hypen. Hun mix van indie rock, jazz, funk, en doorresonerende volwassenheid zorgt voor een geluid dat node werd gemist op de Britse eilanden. Het album is nu te koop, of vind de band in de kelder op 10 april tijdens het Motel Mozaique-festival.

(Eerste twee foto’s, en de laatste, door Mads Perch, edit door Tom Gosens. Wij danken de band en Stacey van Bang On PR)



Geen opmerkingen: