zondag 6 september 2009

Wild Beasts werkt door de contrasten

Vorig jaar kwam de band Wild Beasts met zijn debuutalbum, wat tot groot gejuich leidde in bepaalde kringen, en enige gefronste wenkbrauwen elders. Want de aparte vocalen zorgden af en toe voor enige hilariteit. Ze werden binnengehaald als redders van intelligente indie door sommigen, door anderen werden ze afgedaan als novelty act en niet geheel serieus genomen. Het contrast van de naam Wild Beasts met de sound was natuurlijk al haast onoverkomelijk, maar daar mikt deze band dan ook op, de juxtapositie. Dat zal een aantal keren nog terugkeren waarschijnlijk in deze recensie. IKRS was weinig ingenomen met het debuut. Vooral de stem in combinatie met af en toe absurde instrumentatie (een hawaiiaanse sound staat nog vers in het geheugen) was een brug te ver, zeker omdat de teksten, door velen vergeleken met The Smiths, toch niet zo heel bijzonder waren in de ogen van IKRS.

Echter, zelfs IKRS kan van mening veranderen, mocht het daartoe genoopt worden door een goed album. De verademing was vrij groot na het beluisteren dat de instrumentatie veel meer gestructureerd en gestroomlijnd is. Die falset stem zal altijd raar blijven, maar de kunst is dan to not outweird each other. En hier zorgt de instrumentatie voor een veel beter canvas voor de heren om overheen te zingen. Misschien is het iets minder experimenteel, maar het gaat ook altijd om wat past, en dit past de sound beter. Een strakke begeleiding die voor een aangenaam indie pop geluid zorgt. Daardoor komen de vocalen ook veel beter eruit, en heb je niet continu een wat-nu-weer? gevoel omdat er altijd iets oddball op je af wordt gevuurd. Strakke drum en bas die de spil vormen waar de spaken hun creativiteit op kunnen uitleven. Het maakt het geheel meer luisterbaar.

Dit zorgt er dan ook voor dat de nummers ook veel meer klinken als echte nummers. Alsof het allemaal net wat serieuzer is aangepakt en het speelkwartier voorbij is. Een grotere focus. Het geeft ook gelegenheid voor de rest om serieuzer genomen te worden en om naar voren te komen. Een nummer als ‘We Still Got The Taste Of Dancing On Our Tongues’ heeft een zeer strakke drum en bas lijn, waarover een gitaarriffje op en afkomt. Het canvas zorgt voor een catchy sound, waar dan af en toe het gas van af wordt gehaald en er dan weer bij wordt gezet. Het nummer geeft je de vrijheid er je hoofd op te bewegen en maakt de drempel laag om erin opgezogen te worden, waarna je vervolgens de falset in je op kan nemen met uithaaltjes en woorden als “gusto”. Je moet overigens niet denken dat dit alleen geldt voor catchy nummers, maar ook langzame nummers krijgen een immediateness door de drumstart, waarna de rest op Wild Beasts wijze versierd kan worden. Het contrast zorgt nou juist voor de motie.

Niet alleen in de muziek speelt contrast een rol, maar ook in de teksten. Want thematisch en linguïstisch heeft de band gekozen voor eenzelfde juxtapositie als The Smiths (hiermee niet een vergelijking met The Smiths te willen beginnen, want dat had een gelaagdheid van dien aard die je eens in het decennium ziet, en dat is dit decennia al vergeven aan The National). Er is een fascinatie voor geweld en seks. Van de body over the mind. Het zou laddish kunnen aandoen, ware het niet dat de woordkeuzes en de manier van de zin structureren nou juist zeer zacht aandoet. De woorden zijn niet van deze tijd, en worden zeker niet in het straatbeeld gebruikt vol met bruten die “hooten” en “howlen”.

Dit contrast helpt de band mede interessant te zijn, want contrasten zijn altijd intrigerend. De nummers gaan dus over seks, over vrouwen, over feesten like there’s no tomorrow, en over de working class. “We’re just brutes looking for shops to loot”, klinkt het in ‘Hooting and Howling’. “Why should we feel bad for what we’ve done?” klinkt het, losbandigheid goedkeurend. Want, immers, “we have an underbelly, bitten by brutality.” Oftewel Wild Beasts weet wel het antwoord op de vraag van The Smiths whether or not “does the body rule the mind, or the mind rule the body.” Want ze gaan vrolijk verder, en zo zingen ze “Girls before me, girls between me, you’re birthing machines and my darling let me show you what that means”, in een nummer dat verkrachting insinueert.

En voor al dit geschets van losbandigheid en plezier uber alles is er toch een bepaalde verhevenheid, een bepaald idee dat wat deze heren zeggen niet louter uit vandalisme afkomstig is. Het zit in het gebruik van de taal en hoe het wordt voorgedragen. Een zin als “we have an underbelly, bitten by brutality” geeft het al enigszins aan. Maar denk bijvoorbeeld aan het gebruik van het woord “reprobate”, in plaats van “hooligan” of een andere woord hetzelfde betekenend. En het voelt, omdat hun taalgebruik constant zo is, niet out of place. “How Lothario leers at slut”, oftewel hoe een womanizer staart met slechte intenties naar een sletje, maar het klinkt zo niet. Het is misschien wel typisch Engels, iets kwalijks bedoelen en het netjes zeggen.

Door al deze contradicties is het album interessant. Niettemin vanwege de contradictie op dit album van gemakkelijk luisterbaar en ongemakkelijkheid qua thema’s en levering. De nummers zijn gestroomlijnd en gefocust en liggen goed in het oor, terwijl je voor de rest af en toe een prik krijgt. Gaat dat nummer over verkrachting? Heeft hij het nu echt over hooliganisme? En dan komt er af en toe een grom op falset hoogte doorheen. De nummers klinken als goede indie pop maar het is niet te simpel en het heeft wat extra’s waardoor het blijft beklijven. Niet zodanig dat ze echt de redders van indie pop zijn of welke hoogte ze soms worden ingeschoten, maar het is alleraardigst, en een stap voorwaarts van het debuut.

Geen opmerkingen: