zaterdag 20 juni 2009

Danger Mouse & Sparklehorse als een kaars, dovend

Album recensie - Dark Night of the Soul van Danger Mouse en Sparklehorse

Het verhaal van het album van Danger Mouse en Sparklehorse is waarschijnlijk ondertussen wel bekend. De samenwerking tussen de twee mannen met nog een scala aan andere bekende muzikanten werd door het label waar Danger Mouse opzit, EMI , tegengewerkt, en uiteindelijk kwam alleen het bijbehorende fotoboek van David Lynch (de man met het rare haar en de nog raardere verhalen) uit met een blanco CD. Het album, Dark Night of the Soul, was al enige tijd gelekt, dus het idee van de blanco CD was wel duidelijk. Innovatief denken, en ach, toch zat mensen die het fotoboek van Lynch wel willen hebben, goed om mee rond te zwaaien in het MoMA of als koffietafelboek naast The Unbearable Lightness of Being en Kafka’s The World is Meaningless, So Why Pay Gassbills? te leggen. Maar uiteraard gaat het ook over muziek, want Danger Mouse zegt toch vrij trots te zijn op het album.

En op het eerste nummer mag hij zeker trots zijn. Het openingsnummer is ‘Revenge’, dat naast Sparklehorse en Danger Mouse ook de vocalen bevat van Wayne Coyne, van de band The Flaming Lips. De uiterst sfeervolle begeleiding, zeer ingetogen en haast orkestachtig met nog snaren erbij ook, past perfect bij de stem van Wayne Coyne, die op zijn beurt misschien wel zijn fijnste vocaalwerk aflevert. Het nummer gaat, uiteraard, over wraak, en kent tekstueel gezien prachtige zinnen die verschillen tussen vastberaden en existentialistisch. “The more I try to hurt you,” zingt Coyne later in het nummer, “the more it backfires.” Dit met een haast gedetacheerde stem, waarna de begeleiding van Danger Mouse en Sparklehorse het nummer op passende wijze richting het einde brengt. Een start waar je alleen maar U tegen kan zeggen.

Het is misschien daarom verbazend dat de komende nummers het album behoeden voor een grote afgrond meteen daarna. Gruff Rhys is de volgende aan de beurt met het nummer ‘Just War’, waarin hij duidelijk lamenteert. “Just walk, just walk, you said it wouldn’t hurt,” zingt Rhys. Tekstueel gezien is het allemaal zeer sterk, en zowel Rhys als Coyne als Jason Lytle en Julian Casablancas in de twee nummers daarna brengen het met verve. En met passende begeleiding. Danger Mouse en Sparklehorse zijn niet bang om op ‘Jaykub’ met Lytle even een achtergrondkoor van stal te halen voor wat extra melancholie. “With never anyone to talk to except the hero in your head,” zingt Lytle tegen het onderwerp van het nummer. ‘Little Girl’ met The Strokes zanger Julian Casablancas begint met een wat snellere begeleiding, waarin Casablancas snel praat/zingt op het tweede echt grote hoogtepunt van het album. “I’m just a simple guy who talks when you put a microphone in front of him”. Helaas, waar de drop-off na het fantastische openingsnummer uitbleef komt deze wel na dit hoogtepunt.

Pitchfork had het over dat het album in vier delen is opgedeeld, en het eerste deel eindigt na dit nummer. Je ziet het ook aan de gasten – hoewel Casablancas ook in het rock of punk gedeelte had gekund waarschijnlijk – want in het midden zie je opeens de namen van Iggy Pop en Francis Black. De twee middelste delen zijn uitermate minder dan het eerste deel, en het laatste deel is dan weer niet zodanig een stap omhoog dat het je na het slappe middengedeelte weer inpakt om te luisteren. Muzikanten en producers die muziek maken en verschillende zangers/zangeressen vragen deze nummers in te zingen lijkt een trend te worden, maar net als veel van de andere albums loopt dit album op het probleem dat het uiteindelijke resultaat te inconsistent is.

Misschien was het ook de weelde aan mensen die met de twee mee wilden werken waardoor ze de rode draad verloren. Teveel keus, teveel opties, maar soms moet je dingen de nek omdraaien en bij een bepaald plan blijven. Het eerste deel was zo goed en divers an sich dat als ze op die voet door waren gegaan het album zomaar een meesterwerkje had kunnen worden. Nu krijg je echter na prachtige begeleiding met passende, goede stemmen een bak gitaar en de ongeraffineerde stemmen van Francis Black en Iggy. “This is where I’m jumping off,” zingt Francis Black, en helaas geldt dat voor de luisteraar ook.

Het eindresultaat is, net als bijvoorbeeld het collaboratiealbum van de Filthy Dukes, te gemixt. Er staan enkele geweldige tracks op, maar het hele album haalt door het mindere punk en rock gedeelte (of door de juxtapositie van dit ongeraffineerde gedeelte met het zo mooi in elkaar gezette eerste gedeelte, wat misschien zorgt voor een te abrupt, te groot verschil in stijl), als geheel niet het benodigde niveau. De nummers met Nina Persson zijn dromerig en aardig, maar pakken je niet meer helemaal terug nadat je in het middenstuk hebt losgelaten. De eerste vier nummers zouden als EP misschien wel de EP van het jaar vormen, maar aangezien het geen EP maar een album is valt het geheel niet direct aan te prijzen. Een gemiste kans.

Geen opmerkingen: