maandag 8 juni 2009

The manic and the depressive part 1: Morrissey in Watt

Live recensie van Morrissey in Watt, Rotterdam

Als je staat te wachten voor het concert is het al een typische Morrissey bedoeling. Het voorprogramma, Doll and the Kicks, ziet er ook uit alsof het uit de plaatselijke nachtclub door Morrissey is gehaald, een soort burleske act die voornamelijk draait om de zangeres met de grote ogen en het kleine, strakke jurkje, dat naarmate ze meer gaat zweten strakker wordt en krimpt. Haar gigantische strik zorgt ervoor dat ze nog het meest lijkt op Jessica Rabbit uit de Zemeckis film Who Framed Roger Rabbit, maar het kan niet verbloemen dat de band zelve weinig strak speelt. Ook de monotone stem van de zangeres zorgt ervoor dat als ze iets anders proberen dan een dansbaar nummer het gebrek aan range door komt sijpelen. Voor en na deze support worden we, op typische Morrissey wijze, getrakteerd op beelden uit films en van Shirley Bassey en de New York Dolls. Allemaal dingen waar Morrissey zijn inspiratie vandaan heeft gehaald door de jaren heen. En dan komt de voormalige frontman van The Smiths, ondertussen alweer vijftig jaar, het podium op, beginnend met de The Smiths hit ‘This Charming Man’.

De mensen die door de security van Watt zijn gekomen (beter geregeld door vier rijen te maken dan bij bijvoorbeeld het uitverkochte Franz Ferdinand concert, maar de intimidatie mail om vervolgens gewoon mensen met rugzakken in de zaal te laten is enigszins belachelijk en klaarblijkelijk ook compleet ineffectief) gaan meteen uit hun dak. Het is een curieuze mix van studenten en generatiegenoten van Morrissey, waarvan vooral de laatste groep complete gekte toont. Zo mist een vrij grote groep de gehele encore omdat ze nog te druk zijn met het trekken aan een shirt dat Morrissey in het publiek heeft gegooid. Het kenmerkt de status van Morrissey, het kenmerkt ook hoe obsessief deze maatschappij bezig is met het materiële. De herinnering aan Morrissey op het podium die een encore speelt valt dus blijkbaar in het niet met het verkrijgen van een stukje stof. Daarbij aantekenend dat woorden, hetzij in toneelstukken of literatuur hetzij voorgedragen in nummers en poetry, je aan het denken kunnen zetten en een impact kunnen hebben op hoe je leeft, iets wat een stukje stof (tenzij een provocatief stuk van Jean Paul Gaultier of Marios Schwab) niet bepaald doet. Want is een stuk stof diep? Kan een stuk stof denken? En wat denkt het? Wie kan het weten, het is zo klein.

Morrissey interesseert het allemaal weinig, zoals veel hem weinig lijkt te interesseren. De set mist veel hits, en is heavy on B-Sides, waarvan Morrissey een handje heeft natuurlijk. Zelfs als hij The Smiths nummers doet is het niet altijd zo’n monsterhit, maar ook daar komt bijvoorbeeld ‘Ask’ opdoemen, met de fantastische zin: “Ask me, I won’t say no, how could I?” Uiteraard worden de twee singles van het dit jaar uitgekomen Years of Refusal gespeeld, maar helaas komt tussen al de B-Sides en bekendere nummers eigenlijk alleen maar aan het licht dat dit niet de beste nummers zijn die Morrissey ooit heeft geschreven. Daarentegen is de rest van de set ook van dien kwaliteit dat je niet met zekerheid kan zeggen of dit door de zwakte van die nummers, of de immense sterkheid van de rest komt. Want Morrissey heeft in zijn carrière natuurlijk wat prachtige dingen geschreven. Zo is het toch vrij life-affirming als Morrissey zingt “I am human and I need to be loved, just like everybody else does” van het nummer ‘How Soon Is Now?’. Als iedereen dat nou met zich mee zou dragen dan zou de wereld toch een vrolijkere plaats zijn. Nu hoef ik geen applaus omdat ik anders ben telkens als ik langsloop (afgelopen vrijdag, don’t ask Mrs. Trotsky), ik hoef nu ook niet bepaald uitgescholden te worden als ik langsloop (afgelopen woensdag), hoewel ik wel graag cake krijg, wat mij niet in de afgelopen dagen is overkomen, maar als je me ziet, onthoud.

Morrissey is pas terug van een kort ziektebed, dus het is maar afwachten hoe de man zich staande houdt. En als je dit jaar enkele tv optredens hebt gezien, dan was er reden voor zorg. Zo was het optreden op Jonathan Ross niet bijster sterk te noemen. Echter, in Watt is daar niets van te merken, en zijn stem klinkt zeer solide en zeker. Af en toe een kuchje en hoestje daargelaten klinkt het gewoon zeer goed. De man staat daar ook in al zijn suaveheid, de microfoonlijn bespelend alsof het een zweep is en hij daarmee zijn groep onder leiding van Boz Boorer aanvoert. Als een crowdsurfer toevallig dicht bij het podium terechtkomt geeft Morrissey hem laconiek een handje om daarna rustig met zijn act verder te gaan. Uiteraard is de man ook altijd goed voor wat one-liners. “I heard Holland did well in cricket (Nederland verraste iedereen door te winnen van cricketnatie Engeland),” zegt Morrissey. “But I don’t care,” voegt hij eraan toe. Het zou grappiger zijn geweest als ook maar tien mensen in de zaal cricket zouden volgen. In typische Engelsheid neemt hij ook zichzelf een beetje op de korrel, zichzelf beschrijvend als een “hairy assed old man”, om vervolgens er ondeugend aan toe te voegen “By the way, I don’t really have a hairy ass”. Tijdens één nummer – mijn geheugen zegt ‘Some Girls Are Bigger Than Others’ – wrijft hij over zijn borsten met vrijwel geheel open blouse, waarbij hij op dat moment misschien toch vergeet dat hij geen twintig meer is.

De man is dus solo, maar in tegenstelling tot de hoofdact weet zijn groep van rockabilly lads wel de instrumenten op uitstekende wijze te bespelen. De band, die eruitziet alsof ze opgepikt zijn uit de straten van Manchester, laat zien dat ze niet zomaar Morrissey flankeren. Het klinkt strak, sterk, en Morrissey geeft ze ook de ruimte om hun kunsten te vertonen. Bij de solo van Boorer staat Morrissey ook stokstijf stil, minutenlang, hoewel daardoor nou juist je aandacht toch nog een beetje uitgaat naar de ijdele man. En zo, zoals je van Morrissey mag verwachten, is alles tot in de puntjes geregeld. De set is zeer rock gericht – Morrissey geeft ook aan deze venue te hebben gekozen omdat het een “rock club” en geen “theater” is (hoewel dat hetzelfde zou zijn als ik zou moeten spreken in een mij onbekende club in plaats van een collegezaal, alsof ik het ken) – maar dat past bij deze band en deze Morrissey. Zijn stem klinkt goed, zijn gebaren alsof hij samen staat te spelen met Laurence Olivier in die grand style van acteren, en de man laat zien dat hij nog steeds een zaal in vervoering kan brengen. Als hij zijn stem zo kan houden dan is er geen enkele reden voor hem om niet meer op te treden, want hij geeft nog steeds een nifty show weg en hij heeft zat geweldige nummers om een sterke setlist uit op te bouwen. En Morrissey zal altijd uitverkopen in zalen als Watt, en zoals hij vandaag bewijst, met recht.

Geen opmerkingen: