De Engelse band Reverend and the Makers bracht dit jaar het tweede album uit na kortstondig enige hype te hebben gekregen via hitjes als van het eerste album ‘Heavyweight Champion of the World’. Het is duidelijk waarom Jon McClure de “reverend’ wordt genoemd, want preken doet de goede man. Hij preekt voor vrede, tegen Wilders, en tijdens de nummers zelve is hij aan het gebaren en aan het pompen en what not. Als je de band zo ook ziet dan is er op het podium wel constante motie en iedereen gaat er vol voor. Maar erg veel levert het niet op. Voor al het gepreek voor vrede maakt McClure meer een gewelddadige dan een gedreven indruk, maar vooral de nummers blijven achter.
Enkele nummers van het eerste album zijn nog wel catchy, maar het is vooral matigheid wat troef is. Op de nieuwe nummers, waar de band een andere richting op is gegaan, is er aanzienlijk minder ruimte om te dansen, en ook lijkt het vuur bij McClure weg te gaan. Hij lijkt zijn stem te vormen naar de sound van Michael Stipe, wat niet de meest begaafde vocalist is, en voor deze sound werkt het dan ook minder. Af en toe is er nog wel een leuke baslijn te bewonderen, maar verder weet de band niet op andere gedachten te brengen zij die niet overtuigd waren.
Patrick Wolf slaagt daarin toch wat beter waarschijnlijk, hoewel zij die vinden dat hij over the top is zullen zijn ineengekrompen bij het zien van de lange, blonde lokken van Wolf en diens strakke, gouden pakje. Hij begint met het nieuwe nummer ‘Vulture’, en daarna komen voornamelijk hits van The Magic Position gemixt met het nieuwe album langs. Wolf heeft er in ieder geval zelf veel schik in, zijn hair extensions vrolijk van links naar rechts zwierend terwijl hij nog maar een keer van het podium afgaat naar beneden. ‘Accident and Emergency’ wordt al snel gespeeld, en de set bouwt momentum.
Het is vooral de laatste paar nummers die alle twijfelaars over de brug doet laten komen. Er was de laatste periode nogal wat te doen omtrent zijn gedrag en ook zijn laatste album, maar als hij single ‘Hard Times’ inzet klinkt het zeer sterk, en eigenlijk geldt dat tevens voor ‘Damaris’ en de simpele ballad ‘Who Will’. De set wordt op euforische wijze afgesloten met ‘The Magic Position’, een sterk staaltje vrolijk makende pop. In Paradiso later dit jaar belooft Patrick Wolf ons nog meer, want dan kan hij werken zonder de limiterende festival regels en kan hij meer nummers spelen en meer van zijn extravagante kleding showen. Dat belooft dus nog wat.
Iedereen wist natuurlijk dat Them Crooked Vultures het gat in de Grolsch zou opvullen. Iedereen is veel, en veel mensen staan zelfs buiten de tent om een glimp op te vangen van Dave Grohl en kompanen. Zoals velen staat IKRS buiten de tent, dus het zou oneerlijk zijn daar een oordeel over te vellen. Maar waar je enigszins bang zou zijn voor een bak herrie zijn er toch echt gestroomlijnde nummers te ontdekken, wat goed doet, want hoe artsy herrie ook mag zijn, als zulke grootheden samenspelen is het toch leuk als ze hun krachten bundelen om daadwerkelijk nummers te maken en samen te werken. Dan is er binnen de nummers en de set nog zat ruimte om te laten zien dat je goed je instrument kan bespelen, en het laatste kwartier ontaardt dan ook in een mega jam. Het album zal interessant worden.
Het is een komisch schouwspel. Je hebt van die stereotypes, en die norse, beledigde fransman is er daar één van. Laat nou net die norse kop op Pascal Arbez alias Vitalic zitten. Ten minste, als hij zijn set wil starten en technisch malheur voorkomt dat hij zijn start door kan zetten. Nu is dat alleen al vrij komisch, als dan de assistent opkomt wordt het helemaal als een cartoon. De jongeman heeft trendy haar, is zeer slank, niet de meest macho man in het gebouw, en heeft een zwarte bril op. Hij komt met zijn benen overal heen vliegend aangerend, met veel arm gebaren en op manische wijze maakt hij snel wat duidelijk aan Arbez, en vervolgens snelt hij het podium af om een paar minuten later dit kunststukje te herhalen. Onderwijl staat Arbez nog altijd met gezicht op onweer op het podium. Als je het zou filmen zou niemand je geloven, en ze zouden naar Laurel & Hardy wijzen.
Eenmaal vrij van technische problemen begint Vitalic zijn trademark beukende set. Verfijnde overgangen of minimalistische beats zijn nooit überhaupt in dezelfde wijk geweest, want het is gewoon flink uit je dak gaan. Zeker als Vitalic zijn hit van het album Ok Cowboy, ‘My Friend Dario’, inzet is de ban los en gaat iedereen eens flink tekeer. Het is één van de weinige nummers met vocalen, verder is het gewoon ongelimiteerd de beuk erin. Tevens dus bij ‘My Friend Dario’, waar eerst het nog enigszins begrensd gaat waarin een vrouw dus zingt “My friend Dario has a super mega car / drives too fast, drives too flash / doesn’t care about a crash,” waarna het festijn losbarst. Zoek je iets artsy dan moet je elders zijn, maar als je gewoon ongegeneerd even wilt feesten dan is Vitalic een veilige keuze.
In dezelfde Bravo als Vitalic speelt daarna iets compleet anders, want het is Fever Ray die daar de afsluitende band van de zaterdag mag zijn. En hoe prachtig doen ze dat. De sfeer is fantastisch, wat enerzijds komt door de prachtige klanken die de band produceert, wat anderzijds komt door de prachtige aankleding. Niet alleen het podium met negen lampen en lasers ziet er stunning uit, ook de kostuums waarin alle bandleden gekleed gaan zijn zinderend. Dreijer Andersson komt op in een heel omhulsel, de drumster gaat gekleed in een rood gewaad waardoor ze, zeker ook dankzij de manier van bewegen tijdens het drummen, lijkt op iets wat uit een fantasy film is gelopen. Aan de overzijde van het podium heeft iemand van Circque de Soleil besloten toch maar met Fever Ray mee te touren.
Misschien is het wel het verschil tussen echte artisticiteit en gewoon in een bandje spelen, maar alles aan Fever Ray ademt professionaliteit uit. De aankleding, het theatrale eromheen, maar ook de muziek. Prachtig sfeervol, strak gespeeld, en, zeker nadat de algehele woningbouw die de zangeres van The Knife omhulde weg is, ijzersterk gezongen. En omdat het zo goed in elkaar zit en zo gestructureerd blijft de sfeer er altijd zijn en kan je het steeds en continu verder opbouwen, wat gebeurt, en wat zorgt voor een prachtige show. “Mesmerizing” is het woord wat ik er voor zou willen gebruiken, maar ik kies toch voor betoverend.
De nacht gaat verder met blijkbaar Nuno Dos Santos, de Nederlandse DJ die niet echt geprogrammeerd staat maar blijkbaar het stokje overneemt van Kabale und Liebe. Dos Santos is een household name, en blijkbaar ook de huis DJ van Lowlands, want naast dat hij op de vrijdag een DJ set mocht doen speelt hij ook regelmatig tussen de bands door en is hij blijkbaar ook eerste wissel. Je weet wat je aan hem hebt, en hij levert dansbare beats met verve en hij doet zijn reputatie eer aan.
In de X-Ray draait I-F, de Nederlander v/d Sluijs, en dat heeft weinig met flinke beats te maken, zoals verwacht. I-F geeft een mix weg waarin italo-disco de boventoon voert, dus het is voor menigeen even wennen want het dansen moet daar toch anders op dan met de meer beat-centric DJs. Het is ook even wennen omdat de set een beetje twijfelachtig begint, maar de tweede helft van het anderhalf uur dat hij draait lijkt iedereen beter in zijn vel te komen en wordt het net wat meer dansbaar en net wat leuker. Na I-F is het de fransman Pilooski die het stokje overneemt, en Dekmantel Soundsystem die de tent en de zaterdag afsluit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten