woensdag 26 augustus 2009

Verslag Lowlands zondag - The Whitest Boy Alive covert Chris Isaak

Ook bands zijn menselijk. En dat is geen excuus voor excessief drank of drugsgebruik waardoor je geen goede performance meer kan geven, maar het is nu eenmaal altijd mogelijk dat je het vliegtuig mist. En dat is een gedeelte van de Britse band Fanfarlo overkomen. Wat ertoe leidt dat een viertal met voornamelijk snaren op het podium staat en dat er een aangepaste set wordt gespeeld. In plaats van chagrijnig op het podium te staan of een set af te raffelen die misschien toch al verloren is, is de band nou juist ontwapenend en vrolijk en, uiteraard, ook een beetje apologetic. Maar tussen de excuses en het vragen om hulp van het publiek door speelt de band toch de volledige tijd netjes vol.

Misschien nou juist door het spontane en aimabele wat van de band uitgaat geeft de publiek een ruggensteuntje. Bij elk nummer klapt het publiek mee, wat de band zichtbaar goed doet. Deze steun zou natuurlijk vanzelf wegebben als de band niet goed zou spelen, maar ondanks het gebrek aan instrumenten en leden klinken de nummers nog steeds alleraardigst. De frontman is vrolijk en heeft een fijne stem, en dit wordt ondersteund met capabele begeleiding in de vorm van verschillende snaren en een trompet. “We are going to do a ‘Bonnie Prince Billy’ song now”, wat leidt tot gejuich van enigen in het publiek. “Oh great, you know the song, then you can sing along! Or the chorus at least.” “Ehr, they don’t know which song it is yet.” “Oh, right,” gevolgd door schaapachtig lachen. Het is zo ontwapenend en muzikaal nog steeds van dien niveau dat het publiek er maar in op blijft gaan en, na de set, zo hard juicht dat de band nog een keer terugkomt voor nog maar een cover. Sometimes nice guys do win, zelfs als de odds er even tegen waren.

Hoewel de odds goed waren – een zeer goed ontvangen debuut, een temperatuur die bij de nummers past, een mooie, grote tent waarin gespeeld mag worden – is het resultaat van Vampire Weekend toch best schrikbarend. De nummers klinken allen zeer pop en lichtgewicht, met wat bouncy riffs maar met vrij weinig meer. De nieuwe nummers hebben wat extra synth, maar dat lijkt dan weer apart te staan van wat de rest van de band doet. Alsof alleen de synth speler (die van Discovery, you know) een ontwikkeling heeft doorgaan. Een kwartier spelen lijkt drie kwartier te duren, en de tijd kruipt voorbij bij het zien van deze schijnbaar populaire band waarvan ik me niet aan de indruk kan onttrekken dat ze de plaats innemen van een band more deserving.

Oi, Gang Gang Dance, met je drummer wiens armen zijn getwist door de security bij het Belgische Pukkelpop daags voor Lowlands. En oi, wat doet die zwarte vlaggendrager daar toch, eerst nog van buiten het podium af, daarna op het podium op allerlei plaatsen. Maar het gaat om de set, en de muziek, maar vooral de set. Want de opbouw is briljant. Het begint allemaal wat experimenteler, wat sfeervoller. Je wordt erin gezogen door de geluiden die ze voort produceren. Dan richting het einde wordt het steeds meer dansbaar, en de laatste tien minuten is de X-Ray van experimentele electro omgevormd tot een waar dansfestijn waaraan iedereen meedoet. Het moet ook wel, want als je eerst ergens wordt ingezogen dan transformeer je met de muziek mee, dus als het dan immens dansbaar wordt dan gaat ook daar iedereen mee in op. Een sterk opgebouwde set, van sfeervol naar feestend.

“Feestend” is ook een woord dat altijd en immer past bij die rare mannen van The Whitest Boy Alive. Erlend Oye heeft volgens mij de gewoonte om voor de gig even rond te lopen door de stad/over het festival waar de band speelt. Op Motel Mozaique zag ik hem rondlopen in Rotterdam, en ook op het festivalterrein van Lowlands loopt de dertiger met oranje haar vrolijk een rondje over de paden. Dat maakt hem niet moe blijkbaar, want terwijl iedereen nog volledige prepared is om tien minuten te wachten komt de band al op voor de aangegeven tijd. Want, zo is de gedachtegang van Oye, dan kan de band ook tien minuten langer spelen. Aye, wat een slimmerd is dat toch.

En dus gaat de band maar aan de slag met hun understated disco. “Can you keep a secret?”, zingt Oye, “well honestly no.” Het is heupwiegen geblazen op de deze band die in de Bravo staat en met de dag aan populariteit lijkt te winnen. Misschien ligt het aan de oddball charm van de band. Midden tijdens een nummer stopt Oye, schiet in de lach, en gooit er even een anekdote uit. “We asked for a fan because it is so hot in here,” zegt Oye, die vervolgens iets pakt achter hem. “So they just gave us this,” voegt hij toe, terwijl hij een klein bureau ventilatortje omhoog houdt. En vervolgens gaat de band vrolijk verder. Impressive is het dat gewoon al spelend de band soms in een cover schiet, zoals ‘Billie Jean’ van Michael Jackson of ‘Wicked Game’ van Chris Isaak, wel met de typische The Whitest Boy Alive undercurrent. De euforie lijkt bij elk nummer groter te worden, en elk nummer wordt met kreten en applaus van herkenning ontvangen door het publiek. ‘Timebomb’ is een persoonlijk favoriet hier, maar ‘1517’ en ‘Gravity’ lijken zeer goed ontvangen te worden. Oye beëindigt het concert met een call & response spelletje waarin hij “ooohhh” zingt en het publiek moet volgen. Dit gaat na het einde vrolijk door bij het publiek, dat er goed schik in heeft.

Florence and the Machine is populair. Zo populair dat er geen doorkomen aan is bij de Charlie, als mensen van veraf nog een glimp op proberen te vangen van de chanteuse. IKRS staat te ver af om dit te beoordelen, en dus is het eten en wachten op Grace Jones. IKRS, echter, is een urbane site. Decidedly stads, tegen bijvoorbeeld poetry voor de 20ste eeuw over natuur en bloempjes en Keats en Wordsworth en dit soort traditionalisme. Dit betekent ook dat tenten, campings, en dergelijke tegen onze inborst stuit, en dat wij erg graag de laatste trein willen halen richting Nijmegen. Grace Jones heeft daar dan weer weinig boodschap aan. Pas als de eerste “boo’s” komen – twintig minuten na aanvangstijd – gaan de gordijnen open en begint het cult icoon in haar kenmerkende aparte en sexy kledij, wat de zestigjarige nog makkelijk kan hebben, aan ‘Nightclubbing’ van het gelijk genaamde album uit 1981. De start van het derde nummer was de cue voor ons om te vertrekken, maar niet voordat wij konden waarnemen dat Grace Jones nog altijd een op en top entertainer is, en zoveel charisma heeft dat menig band daar een puntje aan kan zuigen. Not to mention the voice, and the body, wat haar een epitoom maakt in hoe je met je lichaam om moet gaan. Dan mag je twintig minuten te laat zijn.


Het tekent het einde van Lowlands 2009. Later zal er nog een editorial op deze site staan waarin er dieper wordt gefilosofeerd over waarom juist wij de bands goed vonden die wij goed vonden, en over Lowlands en het vroege uitverkopen en de toekomst daarvan. Uiteindelijk kunnen we wel stellen dat er weer veel bands stonden die muzikaal of qua entertainment een voldoende haalden, maar dat er toch weinig keuzes gemaakt hoefden te worden en er weinig van de ene naar de andere act gerend hoefde te worden. Desalniettemin zorgen acts als Fever Ray, The Juan MacLean, en Grace Jones ervoor dat er toch met goed gevoel teruggeblikt kan worden op Lowlands 2009.

Geen opmerkingen: