donderdag 14 mei 2009

Franz Ferdinand speelt niet langer louter pop nummers

Live verslag van Franz Ferdinand in Paradiso (ook Kissogram, Love Is All)

Ze staan te boek als cheeky bastards, die heren van Franz Ferdinand. Altijd impeccably dressed, en met een twinkel in de oogjes zingen ze arty rock nummers op het eerste album, en via het tweede album zijn ze beland bij de disco pop nummers op het derde album dat dit jaar uitkwam, geheten Tonight: Franz Ferdinand. Weg zijn de springbare tracks en daarvoor in de plaats is het heupwiegen gekomen, maar, op ‘Lucid Dreams’ na, zijn het nog altijd catchy nummers van vier minuten. De eerste twee albums leverden de heren een beetje de reputatie op van een hype pop band waarop je dom kan springen en uit je dak gaan (niet dat daar iets mis mee is, maar doe het overigens wel met hersens, dus niet met een volle drankfles zonder dop, niet met hakken, en niet met een marmot op de schouder, hoewel dat laatste niet veel voorkomt, en anders voornamelijk in riviergebieden…). Echter, in Paradiso deed de band zijn best hun reputatie uit te breiden.

Niet voordat Kissogram het publiek heeft opgewarmd. Het trio komt uit Duitsland en geeft Paradiso een soort van electro meets shoegaze meets Kapranos mix, die niet al te best uitvalt. Ten eerste, het electro gedeelte is nu niet het meest innovatieve, en wordt door bands beter gedaan in de scene. De drummer zit er volgens mij voor de helft voor de lol bij, want veel beats komen uit de electroinstallatie, en dat zorgt ervoor dat de wat oudere drummer een respectievelijk groot gedeelte van de tijd op de bekkens zit te tingelen of de stokken tegen elkaar aanslaat. De zanger is een curieuze mix van wereldse gebaartjes en een meer donkere post-punk de-wereld-draag-ik-op-mijn-schouders houding. De teksten zijn helemaal dramatisch. Herhaaldelijk “rubber and meat” zingen vormt geen refrein, noch “come on boys, we’re gonna ratatata”. Dit zou minder kwalijk zijn als het electro gedeelte zo goed was dat het dragend is, maar dat is het helaas niet.

De hoofdact is ruim bekend natuurlijk, en het behoeft geen introductie dat de heren weten hoe ze een zaal moeten opzwepen met speelse art-punk nummers. Zo gaat het publiek helemaal los op moderne klassiekers als ‘Take Me Out’, ‘Dark of the Matinée’, en ‘Michael’. Ook komt ‘Tell Her Tonight’ van het eerste album nog even langs, en wordt het meer rustige ‘Walk Away’ ook ten gehore gebracht. En dit uiteraard op de manier waarop we gewend zijn van Franz Ferdinand, namelijk enthousiast, met wat speelse blikken van Kapranos en een immer lachende Nick McCarthy ondanks de krukken die hij nodig heeft om het podium op en af te komen. Het midden springt rond, de rest kijkt met genot naar de entertainende band, en Kapranos is goed bij stem en de band speelt scherp.


Voor zover de traditionele ingrediënten. Nu is het ruim bekend dat de heren bij ‘40’’ en bij ‘Outsiders’ altijd de nummers instrumentaal verlengen, dat laatste nummer met iedereen die uiteindelijk bij de drums staat om collectief een drumeinde te breien en het publiek nog een keer lekker uit zijn dak te laten gaan. Nu lijkt het er niet alleen op dat ze de nummers verlengen, maar dat ze dit doen op een zodanige manier dat je echt kan spreken van een instrumentele groei van de band. Uiteraard is Franz Ferdinand één van de betere bands aangaande leuke rock en edgy pop binnen een vier minuten spectrum, en daar gaan hele festivalvelden al compleet tevreden mee naar huis. Dit keer, echter, nemen ze langer dan ooit de tijd om de nummers instrumentaal uit te breiden. Bassist Robert Hardy krijgt geruim de tijd om wat groovy baslijntjes neer te leggen, en sommige verlengingen zijn well disco. Kapranos en McCarthy vinden zichzelf ook vaker dan ooit terug achter de synths.

Dit alles wordt nog maar eens onderstreept door het opnemen van ‘Lucid Dreams’ in de set, en dan niet één of andere radio edit, maar met de spacy electro verlenging er gewoon bij. Nummers hoeven niet meer per definitie te eindigen en te lopen zoals op het album, maar de band laat maar even zien dat ze wel degelijk muzikanten zijn, en niet louter een pop bandje dat toevallig wat springbare riffs in elkaar kan sleutelen.

De vraag is waar dit de fans van het eerste uur laat die louter zijn gekomen om te springen op de hits, die overigens nog met verve worden gespeeld. Er zijn nu echter ook periodes van stilstaan, want het indiepubliek is, afgezien van uiteraard de nodige overlappingen, toch net wat anders dan het danspubliek. Groovy baslijntjes zijn leuk, maar niet om compleet op uit je dak te gaan al springend. Maar voor de mensen die daarvoor kwamen is er nog steeds zat te genieten, daarentegen beperkt de band zich niet meer louter tot dat aspect, en dat valt te prijzen. Je kan zeggen dat muzikaal gezien de band met het laatste album, en de extra live ervaring ongetwijfeld beïnvloed door de New Yorkse discoscene en de house en opkomende remixcultuur, een groei heeft ingezet. Uiteindelijk zal het dit voor hebben op bands uit dezelfde scene wiens populariteit lijken af te nemen.

Alsof dit nog niet genoeg is staat het Zweedse Love Is All in de bovenzaal van Paradiso, en de mensen die nog even de moeite nemen een even langs te lopen bij dit opkomende vijftal worden getrakteerd op wat heerlijke nummers met saxofoon (yeah baby!). Zangeres Josephine Olausson kan gelukkig beter zingen dan praten, want het fragiele meisje met de onverstaanbare stem verandert in een energieke vocalist zodra de band speelt. Alle dancekids zijn de bovenzaal ingedoken voor dit dansbare Scandinavische geluid, en op de eerste rijen nemen enkele mensen ook met graagte gebruik van de ruimte om met de voetjes van de vloer te gaan. De band is de laatste maanden flinke populariteit aan het vergaren, ondanks dat het al twee albums uit heeft gebracht, waaronder het goed ontvangen A Hundred Things Keep Me Up At Night. Misschien iets voor de zomerfestivals.

Geen opmerkingen: