Live verslag- de London Calling zaterdag
De tweede dag van het London Calling festival begint voor IKRS in de kleine zaal met Eugene McGuinness, de jongeman met het laddish kapsel (vergelijkbaar met dat van de broertjes Gallagher of Alex Turner, waarom iemand dat kapsel zou willen is ’s werelds grootste raadsel). Dat kapsel, echter, verbergt nauwelijks de babyface van de jonge Eugene. Het is een uiterlijk dat past bij het album als je het gehoord hebt, want de singer/songwriter combineert wat snellere composities met langzamere songs, eentje lijkend op iets wat een crooner als Sinatra zou doen qua stijl. Maar waar op het album er wel een stevige singer/songwriter vibe is, heeft McGuinness live een gitarist gevonden.
Die jongeman, onderdeel van de door McGuinness als The Lizards geïntroduceerde backing band, geeft alle nummers een rock vibe, de snaren bespelend alsof hij ze echt kan zien door dat pak haar dat voor zijn ogen bungelt. Het geeft de nummers wat edge en helpt de nummers van McGuinness interessant te blijven voor een langere periode. McGuinness, ondertussen, doet van alles, van snel de woorden afvurend tot het nodige croonen. Blijkbaar is hij al zover dat hij het catchy nummer ‘Monsters Under the Bed’ uit zijn set kan laten. ‘Moscow State Circus’, de single van het laatste album, sluit de charmante set af. Hoewel het nog duidelijk is dat het hier gaat om een wat kleinere, jongere artiest is het desalniettemin zeer leuk en potentievol.
In de grote zaal van Paradiso is het de beurt aan Team Waterpolo om het publiek op te zwepen. En dat is nogal veel publiek om op te zwepen, want de grote zaal is groot (de naam, eigenlijk, zegt het al, maar voor de zekerheid…), zeker voor zo’n jonge band als Team Waterpolo. Blijkbaar zijn de heren er een tijdje uitgeweest om nummers op te nemen, maar nu zijn ze terug live en hebben ze er in ieder geval zin in. De synths en keyboards staan aan beide kanten van het podium klaar om de zang bij te staan, terwijl de drums en gitaren de rest van de sound opvullen. De frontman heeft afwisselend wel en niet een gitaar in zijn handen, maar zelfs de gitaar tempert zijn enthousiasme niet, en hij gebruikt heel het podium.
Ze spelen indie pop zoals we dat al veel vaker hebben gezien; een groep jonge gasten die catchy nummertjes spelen met van die grote refreinen. Dus je zou kunnen zeggen dat ze weinig echt nieuws toe voegen. Je zou echter ook kunnen zeggen dat ze wat ze doen nog wel vrij aardig doen ook. De refreintjes zijn inderdaad poppy, maar dansbaar en nog best leuk. Ik denk dat er in dit genre al veel ergere dingen zijn langsgekomen, en de frontman met zijn grootse gebaren en zijn wat nerdy maniertjes is vrij innemend. Ze zullen niet erg snel de charts van Pitchfork binnenstormen, maar als je even wat minder arty muziek zoekt dan kan je veel erger treffen (en waarschijnlijk heb je dat ook allang gedaan). Ze zijn natuurlijk nog wel een eindje verwijdert van de echte big leagues.
En nu, voor iets compleet anders, Maps (want je kan nu eenmaal niet altijd als dat gezegd wordt een door Terry Gilliam geanimeerd poppetje weggeschopt zien worden door een grote voet) speelt hun elektronische muziek in de kleine zaal. Het is nog redelijk dansbaar omdat er altijd wel één of andere beat doorheen loopt, maar het is ook vrij atmosferisch. De band vermijdt alle grote hooks en breaks, en er is ook geen crescendo of knallend einde in zicht. Dus mocht je een echte rave-out willen, dan kan je misschien beter elders gaan kijken.
Soms is de beste manier om door een optreden te komen om je ogen dicht te doen en op te gaan in de ambient noises en het gezang dat van de band komt. Waar de zanger van Team Waterpolo heel het podium gebruikte en grootse gebaren niet bepaald gerantsoeneerd waren (tenzij hij alle bonnetjes heeft gestolen van Maps), deze band geeft niet veel om naar te kijken. Soms zou je willen dat de band in ieder geval één crowd pleaser weg zou geven, maar gematigdheid is het sleutelwoord. Soms misschien een beetje te erg het sleutelwoord, en enkele nummers balanceren ook op het randje van saaiheid, maar de beste nummers van Maps zijn zeker het betere slowdancen en beat searchen waard.
Je hebt pop en je hebt pop, en Frankmusik is zeker pop. Zijn opgenomen nummers zijn zeer – je raadt het al – poppy, zeer zoet en gestroomlijnd. Dus iedereen hield zijn stoel vast voor een stukje mainstream pop madness. En vandaar misschien ook ieders verbazing als de jongeman, broek onder de kont (as you do), het podium al beatboxend opkomt. Meer verbaasde gezichten volgen als uit dit iele mannetje ook nog eens een dijk van een stemgeluid komt met onmiskenbaar bereik. Zijn pianotalent was al bekend, en hij wordt geholpen door synths opgezet zowel links als rechts van hem, en nog drums ook.
Al die instrumenten zijn ook nodig, want de vrij steriele nummers van Frankmusik worden omgetoverd tot versies ongetwijfeld beïnvloedt door de verschillende remixes en zijn eigen remix talent. Waar je bang had kunnen zijn voor wat generieke pop muziek, krijg je nu pop muziek met een edge. ‘Gotta Boyfriend’ is heerlijk dansbaar, en hij eindigt met ‘Better Off As Two’, waarvan enkele aardige remixes zijn verschenen, maar zowel de remixes als de opgenomen versie verbleken bij de live take. Hoewel het in essentie pop is en zeer dansbaar zorgen de imposante stem van de jongeman en de makkelijkheid waarmee ze de nummers live omtoveren voor een zeer aangenaam schouwspel.
Voor sommige artiesten betekent naar Amsterdam komen ook even het typische Amsterdamse leven proberen, waaronder dus ook stoned worden behoord, blijkbaar. En dus is de zangeres van Chew Lips, die in haar glitterjurkje over het podium paradeert, behoorlijk van de wereld. Zij verzorgt de vocalen voor de straight-forward disco tunes van de band. Rond deze tijd – het is één uur ’s nachts inmiddels – is dat ook iets wat zeer past. En gelukkig voor haar zitten haar zangpartijen nu niet bepaald tjokvol met veranderingen in snelheid of intonatie. Niettemin is het allemaal zeer dansbaar, de twee heren in de achtergrond zorgen voor wat degelijke grooves via hun synthesizers of via de gitaren die ze af en toe oppakken.
New York is al enige tijd overgestapt naar disco, en nu lijkt het alsof Londen klaar is om te volgen. Het openingsnummer ‘Salt Air’ geeft meteen de intentie aan en is een fijn nummer, en de aankomende single op Kitsuné (qua Europese disco en elektronische muziek zou je haast zeggen wie anders?) ‘Solo’ eindigt de set op een zeer dansbare noot. Misschien mist het nog de echte knaller, en het langzamere nummer weet niet echt te fascineren en misschien moeten ze nog leren hoe op langzamere snelheid te boeien, maar het is een alleraardigste show. De variatie is nog een beetje gelimiteerd, maar voor zo’n korte set (30 minuten, als ze dat al halen), en op dit moment op het festival, maakt dat niet zoveel uit. Zo laat in de avond is er niets beters dan een portie degelijke disco, en dat levert Chew Lips ook.
Het festival wordt afgesloten door Amazing Baby, een vijftal uit Brooklyn dat flink gitaarwerk mixt met wat popsensibiliteit. Het is een apart beestje, de twee gitaren zorgen voor best wat rock (en doen dat op een manier waar ze met elkaar samenwerken, en de gitaren dus niet tegen elkaar staan op te bieden zoals zo vaak met jonge rock bands) terwijl de refreinen vaak groots opgezet zijn en als het album eenmaal deze kust bereikt zullen ze ongetwijfeld uitnodigen tot meezingen.
De zanger toont veel interesse in het omhoogtillen van de microfoon standaard, en misschien heeft de band niet echt ontzettend veel charisma, dat blijkbaar is weggetrokken uit Brooklyn door dat grote aantal creatieve bands aldaar. Overigens, mocht iemand deze band nog met MGMT willen vergelijken, die persoon zou eigenlijk geblinddoekt en, nou ja, eigenlijk gewoon neergeschoten moeten worden. Die twee bands lijken in niets op elkaar. Mensen die dan ook zoeken naar een MGMT achtige ervaring zullen dan ook flink teleurgesteld worden want, ondanks de groots opgezette refreinen, heeft dit alles toch meer weg van laat jaren tachtig, begin jaren negentig Amerikaanse rock. De band moet nog wel de nodige passen zetten, want zowel het charisma alsmede enkele nummers kunnen nog een pakje beter.
Dag twee zag de komst van een aantal redelijke acts, waarvan vrijwel allen weten hoe ze een nummertje in elkaar moeten zetten. Frankmusik is misschien de enige die binnen afzienbare tijd echt de pop charts in zal kunnen klimmen, en met zo’n stem en dat aanpassingsvermogen is dat misschien wel gerechtvaardigd ook. De rest van de sets waren voornamelijk degelijk, maar in veel gevallen ook nog met de nodige verbeterpunten. Maar gezien de gemiddelde leeftijd van al die het podium beklommen is dat niet zo verwonderlijk en zal het in een paar gevallen misschien nog wel goed komen ook.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten