Live verslag van de eerste dag London Calling, 1 mei
Het London Calling festival vond afgelopen weekend weer plaats in Paradiso. Het festival wordt vaak gezien als een showcase voor nieuwe bands, en ook dit keer stonden er weer een aantal die debuteerde buiten hun landsgrenzen, of in ieder geval in ons landje (je kan niet altijd de primeur hebben natuurlijk). Verder stonden er nog wat oudgedienden, maar het waren beide dagen voornamelijk toch de jonkies die de show stalen.
Als de heren van The Temper Trap op vrijdag het podium betreden bereid je jezelf voor op een barrage aan geluid. Meerdere gitaren komen het podium op, gedragen door mannen die niet zouden misstaan in een lawaaierige pub-rock band. Het eerste nummer ondersteunt de bovenstaande gedachte, en zeker als bassist Aherne bewegingen erbij maakt als ware hij kleine Japanse dorpjes onder de voet loopt als een soort humane Godzilla (hoewel, truth be told, soms lijken de bewegingen ook op die van de frontman van Friendly Fires, en als je vervolgens de bassist van The Temper Trap ziet kan je misschien in gedachten voorstellen waarom de bovenstaande analogie nog zou kunnen kloppen ook). En dan begint Dougy Mandagi met zingen…
Het blijft apart, na de initiële instrumentale, luide rock komt de band vervolgens het grootste deel van de set met melodische en atmosferische nummers, bijgestaan door de engelachtige stem van Mandagi. Dit was toch niet wat men in eerste instantie had verwacht, zeker niet na het eerste nummer, maar hoe verder we door de set lopen hoe meer blijkt dat ze goed opgebouwde nummers kunnen maken. Misschien nog indrukwekkender zijn de instrumentale prolongaties van sommige nummers, switchend van de ene stijl naar de andere. BBC tipte ze al eerder dit jaar, en met goed recht zo blijkt.
Vervolgens mag in de kleine zaal Grampall Jookabox, oftewel David Adamson, zijn kunsten vertonen, bijgestaan louter door drums. Hijzelf doet een aantal dingen, en soms doet hij ook niets behalve zingen en door het publiek heen hupsen om de sfeer erin te krijgen. Echter zijn er enkele problemen. Hij maakt ontzettend veel gebruik van samples, wat niet per se een probleem hoeft te zijn, maar wel als die samples welhaast vals zijn en er echt een baggere sound vandaan komt. Zeker de gitaarstukjes zijn uiterst beroerd.
De drummer doet wat hij moet doen goed, en de drum beats die hij verzorgd zijn alleraardigst. Het is, echter, de enige positieve factor, want de rest van de instrumentatie (vooral tot ons gebracht door samples en loops) zijn gewoon niet goed genoeg, en Adamson heeft nu ook niet bepaald de stem van Aretha Franklin, zelfs niet op tachtigjarige leeftijd (heb je haar gehoord tijdens de inauguratie?). En getuige dat hij toch probeert uithalen uit zijn keel te krijgen heeft hij dat zelf misschien niet helemaal door. Ondanks dat probeert hij er toch nog wat van te maken, maar de muziek is gewoon te matig, en sommige onderdelen klonken zeer twijfelachtig.
The Joy Formidable is dan weer een heel ander beestje, hoewel het verkleinwoord hier misschien niet geheel van toepassing is. Ze maken flink wat kabaal, een mix tussen rock en shoegaze, en zeer luide shoegaze at that. De drums zijn wel zeer sterk, gedaan door Matt Thomas (de opvolger van de originele drummer Justin Stahely), die er flink op los gaat. De rest is misschien een beetje saai. Ze proberen echt flink wat geluid te maken, en enige entertainment qua podiumpresentatie blijft ver achterwege.
Dat er niet echt een matinee voorstelling van Dirty Dancing wordt weggegeven is natuurlijk niet zo erg, het gaat nog altijd om de muziek. Helaas, alles wat nuance heeft wordt overboord gegooid door de hardheid en luidheid van de sound (if only the nuance was bigger than the sound, if it was bigger than the sound, en waarom speelde de YYYs dat nummer nu niet afgelopen week?), en daardoor is het helaas nogal vergeetbaar geworden.
Vergeetbaar gaat zeker niet op voor de zes jongelingen die zichzelf, en God moge weten waarom, Dananananakroyd noemen (ik boycott de eerste band die zich BillillillillMurray noemt…). Er is veel heisa gemaakt over het debuutalbum van deze Schotten, Hey Everyone, maar misschien is niet iedereen even gecharmeerd van het geschreeuw en de chaos op het album. Maar zelfs als het misschien niet je stiel op album is, dan toch kan het vermakelijk zijn deze heren en dame live te zien, want energievol en vol dramatiek is het zeker. De nummers zelf doen er an sich niet eens zoveel toe, het is de energie en de live performance die ervoor zorgen dat het dak eraf gaat.
Je kan zeggen wat je wil over de muziek die ze maken, live geven ze iedereen een reden om even flink uit z’n dak te gaan. Het gaat om het hebben van een ongegeneerd leuke tijd met chaos, schreeuwen, gillen, maar de twee zangers zijn ook niet bang to strike a pose, om een klein dansje te doen, of om de chaos even van zijn mannelijkheid te ontdoen. Tussen al het lawaai door maken ze even ruimte voor een beat en gaan ze – u raadt het al! – in het publiek even een dance-off doen in een cirkel. Het is niet de eerste keer dat de band zich in het publiek bevindt, of op het publiek, of het publiek op het podium. Er is altijd wel iets gaande, en dat is waarom je toch van het live optreden kunt genieten zelfs al staat het album je niet geheel aan.
Van de meeste blije jongetjes uit Glasgow naar de zwaarmoedigste der Londenaren, The XX spelen in de bovenzaal hun lo-fi dream pop, en doen dat zeer bewonderenswaardig. Met z’n viertjes langs elkaar zorgen ze voor atmosferische, dromerige shoegaze. Ze hebben geen drummer en in plaats daarvan tikt er iemand op een drumpad, waardoor ze dus met z’n vieren naast elkaar kunnen staan. Ze zijn geheel in het zwart gekleed, en waar dat bij sommige bands enigszins gemaakt en cliché aan kan doen (wij noemen geen namen, uiteraard, maar u weet het, want u weet zoveel) is het bij deze jongelingen eigenlijk zeer passend.
The XX, namelijk, zijn vrij gloomy. Er komen geen power hooks, geen geforceerde sentimenten, maar wanneer je dit viertal op het podium ziet dan past de dress code bij de nummers en passen de nummers bij hoe zij zich naar het publiek toe presenteren. De nummers zijn dromerig, understated, en de boy/girl vocalen passen ontzettend goed bij elkaar. Hun recente single ‘Crystalised’ is een prima voorbeeld van wat de band doet, en hoe het kan klinken mits het genre goed wordt uitgevoerd, wat zij blijkbaar kunnen.
The Noisettes hebben zichzelf niet bepaald geholpen met het nieuwe album, zo lijkt het toch live. Waar ‘Don’t Upset the Rhythm’ nog een heerlijk catchy en dansbaar momentje in de set is blijft de rest toch fors achter. Hoewel Shingai Shoniwa er nog wel een pop diva performance uit probeert te krijgen, ze krult zichzelf om de drum heen als ware ze bij Jools Holland optreedt (oh, wacht…), veel van de nummers doen toch enigszins zoutloos aan, enigszins kleurloos. Het is misschien ook niet gemakkelijk om van genre te verwisselen en vervolgens een op elkaar aansluitende live set te maken, en die ongemakkelijkheid tekent zich ook hier af. Het zou natuurlijk helpen als alles zo dansbaar was als ‘Don’t Upset the Rhythm’, maar dat is het niet echt, en live vervalt het te vaak in generieke pop.
De Red Light Company is niet het meest speciale eendje in het vijvertje voor het kasteel in Noorwegen, maar ze doen wat ze doen vrij aardig. Ik betwijfel of ze ooit het echt gaan maken wereldwijd, maar de muziek is redelijk voor het oor, en de langharige Richard Frenneaux heeft wel iets charmants (wat wil je, met zo’n naam, alles minder dan “iets charmant” zou een faling zijn van epische proporties). De deuntjes zijn een beetje power pop, met een hoog sing-along gehalte, maar helaas zonder dat er enige creativiteit mee gepaard gaat. Het wordt redelijk gebracht echter, dus als je in de mood bent voor wat stadion pop zonder dat het daadwerkelijk reikt tot stadion pop dan val je je hier geen buil aan, hoewel de muziek an sich weinig speciaal is en spontaniteit en creativiteit mist.
De eerste dag van het festival had dus een paar bands die wel weten hoe ze muziek moeten maken, en sommige bands die niet met dat talent gezegend zijn of het op magische wijze verloren hebben. Muzikaal lijken The Temper Trap en The XX wel hoe ze nummers in elkaar moeten zetten, die laatste op een manier die past binnen hun structuur, die eerste op een manier die recht doet aan hun meerdere kwaliteiten als muzikanten. Danananachfucktochop weten hoe ze een feestje moeten bouwen en lol moeten hebben zonder hun enthousiasme in te perken. (vertaal het naar het Engels en als je het kent heb je in ieder geval nog enigszins een afsluitend grappigheidje… Als Nederlander faal ik harder dan als Engels student, hoewel ik voor het eerste ook geen examens hoef te halen, so I’ll just suffer for fashion or whatever)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten