Door Linda Wijlaars
Behalve de naam van de beschermheilige der dakdekkers, een gekkenhuis, en een eiland in de Caraïben is St. Vincent ook de naam die Annie Clark gebruikt wanneer ze haar gitaar omhangt en solo ten tonele verschijnt. Voordat ze voor zichzelf begon speelde ze al in de tourbands van The Polyphonic Spree, Sufjan Stevens, en een enkele keer Arcade Fire. Een indrukwekkend lijstje. Net zoals haar eerste album, waarop het nummer met de briljante titel ‘Jesus saves, I spend’, waarmee ze alweer twee jaar geleden mee debuteerde en verder ging met imponeren door onder ander in het voorprogramma van The National (u weet wel, die band die hier buiten het Jarvis-seizoen om te pas en te onpas genoemd wordt) te belanden. Nu dus haar tweede album, dat uiteraard vergezeld gaat van de gebruikelijke, maar zo vaak niet ingeloste hoge verwachtingen die horen bij de opvolger van een succesvol debuut.
Eén van de valkuilen bij het maken van een tweede album is dat het al te zeer op zijn voorganger gaat lijken: “hey, dat leek te werken, laten we nog een keer hetzelfde trucje uithalen alleen nu met een koebel en terwijl we alles opnemen in de badkuip van de villa van een beroemde producer in LA, het dan experimenteel noemen, en tot beste album dat we ooit gemaakt hebben uitroepen,” om vervolgens te verdwijnen in de vergetelheid die ook wel bekend staat als de HMH. Bij het zien van de album cover van Actor besluipt je het nare gevoel dat Annie Clark ook last heeft van dit syndroom dat vooral endemisch lijkt te zijn onder middelmatige britpop-bandjes die ooit begonnen met een goed idee en ideologie. Waar ze de luisteraar op haar debuut nog recht durfde aan te staren, lijkt ze nu langs ons heen te kijken naar bigger and better things.
De press release waarin de komst van het album werd aangekondigd biedt enige hoop: de nummers van het album heeft ze namelijk geschreven als heimelijke soundtracks bij enkele van haar favoriete films waaronder de Woody Allen film Stardust Memories en Disney-films zoals Doornroosje. Die Disney-invloeden komen bij het eerste nummer op het album, ‘The Strangers’, ook meteen bovendrijven. Het is een nummer dat muzikaal gezien niet zou misstaan bij één van de zoetsappige films die in grote getale uit de Amerikaanse filmstudio’s blijven stromen. Dat is, totdat halverwege het nummer de gitaren invallen en het nummer lijkt te ontsporen, en wanneer je de tekst totaal zou negeren, zoals het zichzelf alsmaar herhalende “Paint the black hole blacker”. Het nummer is, zoals het hele album, geschreven vanuit het perspectief van iemand die in een slechte relatie terecht is gekomen: “I threw flowers in your face/ on my sisters wedding day/ You showed up with a black eye/ looking to start a fight”.
Hoewel het album dus is ontstaan als verzameling van soundtracks bij een kleine verzameling aan films, is het tekstueel gezien een film op zich. De hoofdpersoon van deze film, gespeeld door Annie Clark zelf, realiseert zich aan het begin van het album dat ze moet ontsnappen aan de situatie waar ze in is beland: ‘Save Me From What I Want’. Dit alles onder de zweem van misbruik, zoals in ‘Black Rainbow’: “There’s a black rainbow above my house”, al wordt die gedachte nooit hardop uitgesproken. In ‘Laughing With a Mouth of Blood’ is ze dan alleen in een motel beland, en probeert ze te bedenken hoe ze nu verder moet, “I can’t see the future/ but I know it’s watching me”. Dat het allemaal goed afloopt, zoals het een op Disney geïnspireerd verhaal uiteraard betaamd (*snik* Bambi *snik* -ed), was te voorspellen; het album eindigt zelfs al met ‘The Sequel’.
Het verhaal is echter niet het enige dat blijft hangen van het album. Ook over de instrumentatie is goed nagedacht, en vormt bijna weer een verhaal op zich. Waar de teksten zwaar en donker overkomen klinkt de muziek alsof de zon na maanden van regen en wind eindelijk weer de overhand heeft gekregen. Zoals in het nummer ‘The Bed’, waarin St. Vincent dreigt je neer te schieten, terwijl een klarinet een speels loopje speelt, begeleidt door een groepje strijkers. Er komt een heel symfonieorkest aan instrumenten voorbij op het album, wat het filmische karakter van de nummers zeer ten goede komt.
Geen geval van “moeilijke tweede plaat” dus voor Annie Clark, die met haar eigen sequel Actor, dat ondanks de schijnbare tegenstelling tussen de teksten en de muziek toch aanvoelt als één geheel, gewoon rustig verder gaat met het imponeren van haar luisteraars. Met die paradox zal ze de originaliteitprijs niet winnen -- zo was Roald Dahl al heel wat eerder met het aanbrengen van een zwarte rand om sprookjes -- maar het is vooral de manier waarop ze het brengt die ervoor zorgt dat het album blijft hangen.
Eén van de valkuilen bij het maken van een tweede album is dat het al te zeer op zijn voorganger gaat lijken: “hey, dat leek te werken, laten we nog een keer hetzelfde trucje uithalen alleen nu met een koebel en terwijl we alles opnemen in de badkuip van de villa van een beroemde producer in LA, het dan experimenteel noemen, en tot beste album dat we ooit gemaakt hebben uitroepen,” om vervolgens te verdwijnen in de vergetelheid die ook wel bekend staat als de HMH. Bij het zien van de album cover van Actor besluipt je het nare gevoel dat Annie Clark ook last heeft van dit syndroom dat vooral endemisch lijkt te zijn onder middelmatige britpop-bandjes die ooit begonnen met een goed idee en ideologie. Waar ze de luisteraar op haar debuut nog recht durfde aan te staren, lijkt ze nu langs ons heen te kijken naar bigger and better things.
De press release waarin de komst van het album werd aangekondigd biedt enige hoop: de nummers van het album heeft ze namelijk geschreven als heimelijke soundtracks bij enkele van haar favoriete films waaronder de Woody Allen film Stardust Memories en Disney-films zoals Doornroosje. Die Disney-invloeden komen bij het eerste nummer op het album, ‘The Strangers’, ook meteen bovendrijven. Het is een nummer dat muzikaal gezien niet zou misstaan bij één van de zoetsappige films die in grote getale uit de Amerikaanse filmstudio’s blijven stromen. Dat is, totdat halverwege het nummer de gitaren invallen en het nummer lijkt te ontsporen, en wanneer je de tekst totaal zou negeren, zoals het zichzelf alsmaar herhalende “Paint the black hole blacker”. Het nummer is, zoals het hele album, geschreven vanuit het perspectief van iemand die in een slechte relatie terecht is gekomen: “I threw flowers in your face/ on my sisters wedding day/ You showed up with a black eye/ looking to start a fight”.
Hoewel het album dus is ontstaan als verzameling van soundtracks bij een kleine verzameling aan films, is het tekstueel gezien een film op zich. De hoofdpersoon van deze film, gespeeld door Annie Clark zelf, realiseert zich aan het begin van het album dat ze moet ontsnappen aan de situatie waar ze in is beland: ‘Save Me From What I Want’. Dit alles onder de zweem van misbruik, zoals in ‘Black Rainbow’: “There’s a black rainbow above my house”, al wordt die gedachte nooit hardop uitgesproken. In ‘Laughing With a Mouth of Blood’ is ze dan alleen in een motel beland, en probeert ze te bedenken hoe ze nu verder moet, “I can’t see the future/ but I know it’s watching me”. Dat het allemaal goed afloopt, zoals het een op Disney geïnspireerd verhaal uiteraard betaamd (*snik* Bambi *snik* -ed), was te voorspellen; het album eindigt zelfs al met ‘The Sequel’.
Het verhaal is echter niet het enige dat blijft hangen van het album. Ook over de instrumentatie is goed nagedacht, en vormt bijna weer een verhaal op zich. Waar de teksten zwaar en donker overkomen klinkt de muziek alsof de zon na maanden van regen en wind eindelijk weer de overhand heeft gekregen. Zoals in het nummer ‘The Bed’, waarin St. Vincent dreigt je neer te schieten, terwijl een klarinet een speels loopje speelt, begeleidt door een groepje strijkers. Er komt een heel symfonieorkest aan instrumenten voorbij op het album, wat het filmische karakter van de nummers zeer ten goede komt.
Geen geval van “moeilijke tweede plaat” dus voor Annie Clark, die met haar eigen sequel Actor, dat ondanks de schijnbare tegenstelling tussen de teksten en de muziek toch aanvoelt als één geheel, gewoon rustig verder gaat met het imponeren van haar luisteraars. Met die paradox zal ze de originaliteitprijs niet winnen -- zo was Roald Dahl al heel wat eerder met het aanbrengen van een zwarte rand om sprookjes -- maar het is vooral de manier waarop ze het brengt die ervoor zorgt dat het album blijft hangen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten